Als Verzorgende IG moet je verschillende belangrijke protocollen beheersen om veilige en kwalitatieve zorg te verlenen. Je werkt met hygiëneprotocollen voor infectiepreventie, medicatieprotocollen voor veilig medicijnbeheer, veiligheidsprotocollen voor bescherming van cliënten en administratieve protocollen voor correcte documentatie. Deze protocollen vormen de basis van je dagelijkse werk en zorgen voor patiëntveiligheid in alle zorgsituaties.
Handhygiëne staat centraal in alle hygiëneprotocollen. Je desinfecteert je handen voor en na elk cliëntcontact, na het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen en na contact met mogelijk besmette materialen. Dit voorkomt kruisbesmetting tussen cliënten.
Persoonlijke beschermingsmiddelen gebruik je afhankelijk van de zorgsituatie. Bij wondverzorging draag je handschoenen en eventueel een schort. Bij cliënten met besmettelijke aandoeningen gebruik je extra bescherming zoals mondkapjes of isolatieschorten. Het correct aan- en uittrekken van deze middelen is net zo belangrijk als het dragen ervan.
Desinfectieprotocollen gelden voor alle hulpmiddelen en oppervlakken. Je reinigt en desinfecteert medische hulpmiddelen na gebruik volgens de voorschriften van de fabrikant. Werkoppervlakken maak je schoon met goedgekeurde desinfectiemiddelen. Bij het verzorgen van wonden gebruik je steriele materialen en werk je volgens aseptische technieken.
Infectiepreventie betekent ook dat je signalen van infecties herkent. Let op koorts, roodheid, zwelling of ongewone afscheiding bij cliënten. Meld deze signalen direct aan de verantwoordelijke verpleegkundige of arts voor tijdige behandeling.
Als verzorgende IG mag je medicatie toedienen via verschillende routes: oraal, rectaal, via de huid en via slijmvliezen. Je controleert altijd de juiste cliënt, het juiste medicijn, de juiste dosis, het juiste tijdstip en de juiste toedieningswijze voordat je medicatie geeft.
Het controleren van medicatie doe je systematisch. Check de naam van het medicijn tegen het medicatieoverzicht, controleer de vervaldatum en inspecteer het medicijn op kleur en consistentie. Bij twijfel geef je het medicijn niet en overleg je met een verpleegkundige.
Bijwerkingen herkennen is onderdeel van je verantwoordelijkheid. Je observeert cliënten na medicatietoediening op ongewenste reacties zoals huiduitslag, misselijkheid of veranderingen in gedrag. Documenteer alle waarnemingen en meld bijwerkingen direct aan de behandelend arts.
Je bevoegdheden hebben duidelijke grenzen. Je mag geen injecties geven, geen intraveneuze medicatie toedienen en geen medicijndoseringen aanpassen. Deze handelingen zijn voorbehouden aan verpleegkundigen en artsen. Werk altijd binnen je competentiegrenzen en vraag bij onduidelijkheid om begeleiding.
Valpreventie begint met risico-inschatting bij elke cliënt. Je beoordeelt mobiliteit, medicijngebruik en cognitieve functies. Zorg voor obstakelvije looproutes, goed functionerende hulpmiddelen en adequate verlichting. Bij verhoogd valrisico gebruik je aanvullende maatregelen zoals bedgekken of een valmat.
Noodprocedures ken je uit je hoofd. Bij een medische noodsituatie schakel je direct hulp in via het interne alarmnummer of 112. Je start zo nodig reanimatie en blijft bij de cliënt tot professionele hulp arriveert. Zorg dat je weet waar de nooduitgangen en brandblussers zich bevinden.
Meldingsprotocollen bij incidenten volg je altijd. Elk incident – van een kleine val tot medicatiefouten – documenteer je binnen 24 uur in het incidentensysteem. Beschrijf objectief wat er gebeurd is, welke maatregelen je genomen hebt en wat de gevolgen waren voor de cliënt.
Bij agressief gedrag van cliënten blijf je kalm en professioneel. Probeer de situatie te de-escaleren door rustig te praten en voldoende afstand te houden. Roep bij gevaar direct hulp in en verlaat indien nodig de ruimte. Meld agressie-incidenten altijd bij je leidinggevende voor verdere begeleiding.
Correcte documentatie van alle zorghandelingen is wettelijk verplicht. Je noteert wat je gedaan hebt, wanneer je het gedaan hebt en hoe de cliënt reageerde. Gebruik objectieve bewoordingen en vermijd interpretaties of aannames. Documenteer direct na de zorghandeling om vergissingen te voorkomen.
Zorgplannen houd je actueel door je waarnemingen en uitgevoerde zorg bij te werken. Signaleer veranderingen in de toestand van cliënten aan de verantwoordelijke verpleegkundige. Je draagt bij aan evaluaties van zorgdoelen en stelt waar nodig aanpassingen voor.
Rapportage aan collega’s gebeurt tijdens overdrachten tussen diensten. Je geeft relevante informatie door over de toestand van cliënten, uitgevoerde zorg en bijzonderheden. Gebruik hiervoor de SBAR-methode: Situatie, Background, Assessment en Recommendation.
Privacy en AVG-regelgeving respecteer je door vertrouwelijke informatie alleen te delen met bevoegde zorgverleners. Zorgdossiers laat je niet onbeheerd achter en je bespreekt cliëntgegevens niet met onbevoegden. Bij digitale systemen log je altijd uit na gebruik en deel je nooit je inloggegevens.
Het bijhouden van certificaten is je eigen verantwoordelijkheid. Je verpleegtechnische handelingen certificaat moet je elke drie jaar vernieuwen om bevoegd te blijven. Plan tijdig je bij- en nascholing om je competenties up-to-date te houden.
Het beheersen van deze protocollen maakt je een betrouwbare zorgverlener die veilig en professioneel kan werken. Door hygiëne-, medicatie-, veiligheids- en administratieve protocollen correct toe te passen, draag je bij aan kwalitatieve zorg en bescherm je zowel cliënten als jezelf.
Blijf je ontwikkelen met de opleidingen van SVOZ om je kennis van protocollen actueel te houden. Wil je flexibel werken als Verzorgende IG? Ontdek de mogelijkheden via Aelio, het flexwerkplatform van Aethon. Bij ons vind je uitdagende opdrachten waar je jouw protocolkennis optimaal kunt inzetten.
Werken in de zorg betekent voldoening, zingeving en een waardevolle bijdrage leveren aan een maatschappij waarin iedereen zich gezien, gehoord en geholpen voelt.